- setzen
- setzenI 〈onovergankelijk werkwoord〉1 inzetten ⇒ gokken, wedden, zetten2 〈haben/sein〉springen3 oversteken♦voorbeelden:1 hoch setzen • hoog, veel inzetten2 über einen Zaun setzen • over een schutting springen3 die Römer setzten über den Rhein • de Romeinen staken de Rijn over¶ setzen! • (gaan) zitten!II 〈overgankelijk werkwoord〉1 zetten, stellen, plaatsen ⇒ oprichten; vestigen; brengen2 vastleggen, bepalen ⇒ stellen3 (in)zetten4 planten ⇒ (uit)zetten, poten 〈ook vis〉5 opstapelen6 〈boekwezen〉zetten7 〈jacht〉jongen, werpen♦voorbeelden:1 jemandem ein Denkmal setzen • een standbeeld voor iemand oprichten〈sport en spel〉 einen Stein setzen • een steen verplaatsen, een zet doenden Stuhl an den Tisch setzen • de stoel bij de tafel zetten, schuivensich 〈3e naamval〉 den Hut auf den Kopf setzen • zijn hoed opzettenzwei Dinge zueinander in Beziehung setzen • twee dingen met elkaar in verband brengenetwas in Brand setzen • iets in brand stekenetwas in Kraft setzen • iets in werking stelleneinen Text in Musik, in Noten setzen • een tekst op muziek, op noten zettenjemanden über einen andern setzen • iemand boven iemand anders plaatsenjemanden über den Fluss setzen • iemand de rivier overzetten2 eine Bedingung setzen • een voorwaarde stellen(zu einem Verbrechen) eine hohe Strafe setzen • (op een misdaad) een zware straf stellenjemandem etwas als Aufgabe setzen • iemand iets tot taak stellen4 Kartoffeln setzen • aardappels potenSalat setzen • sla uitzetten5 Holz setzen • hout opstapelen¶ 〈informeel〉 es setzt Hiebe, Prügel, Schläge • er vallen klappen〈informeel〉 gleich setzt es (et)was! • dadelijk zwaait er wat!III sich setzen 〈wederkerend werkwoord〉1 gaan zitten, plaatsnemen2 zich plaatsen, zich zetten3 bezinken, neerslaan4 (binnen)dringen ⇒ zich zetten5 〈aardrijkskunde〉zich zetten, inklinken6 〈bouwkunde〉zetting vertonen, zich zetten, inkrimpen ⇒ hard worden♦voorbeelden:1 ich muss mich setzen • ik moet er even bij gaan zittenbitte, setzen Sie sich! • gaat u zitten!sich aufrecht, gerade setzen • rechtop gaan zittensich bequem setzen • er gemakkelijk bij gaan zittensich ans Fenster setzen • aan, bij het raam gaan zittensich aufs Rad setzen • op zijn fiets stappensich zu jemandem setzen • bij iemand gaan, komen zitten2 sich an eine Arbeit setzen • aan het werk gaansich auf eine andere Fahrbahn setzen • van rijstrook wisselen3 die Lösung muss sich erst setzen • de oplossing moet eerst bezinken4 der Staub hat sich in die Ritzen gesetzt • het stof is in de reten gedrongen————————setzen!(gaan) zitten!
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.